Lagere inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting
Het kabinet stelt voor om de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting niet volledig toe te passen op 1 januari 2026. Dat is onder andere nodig omdat het kabinet het btw-tarief van 9% op cultuur, media en sport wil houden en dat geld kost.
Bedragen minder aanpassen aan inflatie
Jaarlijks past de overheid bedragen in het belastingstelsel aan de inflatie aan. Op die manier blijft de belastingheffing ongeveer gelijk als de lonen en prijzen stijgen. Deze inflatiecorrectie is voor 2026 vastgesteld op 2,9%. Dat betekent dat bedragen worden vermenigvuldigd met 1,029.
Het kabinet stelt voor om de inflatiecorrectie niet voor 100% toe te passen, maar voor 52,8%. Bedragen worden op 1 januari 2026 dan vermenigvuldigd met 1,015312.
Schijven inkomstenbelasting en heffingskortingen minder omhoog
De lagere inflatiecorrectie heeft onder andere gevolgen voor de 1e en 2e schijf van de inkomstenbelasting. Mensen vallen hierdoor eerder in een hogere belastingschijf. Dit betekent dat ze meer inkomstenbelasting betalen.
- De 1e schijf van de inkomstenbelasting gaat van € 38.441 naar € 38.883 in 2026. Zonder deze maatregel zou dit € 39.278 zijn.
Voor personen van voor 1946 gaat deze schijf van € 40.502 in 2025 naar € 41.123 in 2026. Zonder deze maatregel zou dat € 41.677 zijn.
- De 2e schijf van de inkomstenbelasting gaat van € 76.817 naar € 79.137 in 2026. Zonder deze maatregel zou dit € 80.188 zijn.
Ook andere bedragen stijgen minder mee met de inflatie. Zo heeft deze maatregel ook invloed op de hoogte van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. Deze bedragen worden iets lager dan bij een volledige inflatiecorrectie.
Heffingskortingen
De arbeidskorting in 2026 wordt maximaal € 5.712 (2025 € 5.599).
Het belastingvoordeel voor zzp'ers wordt afgebouwd. De zelfstandigenaftrek bedraagt in 2026 nog € 1.200 (2025: € 2.470).