Hoge Raad: cryptovaluta definitief belast in box 3

Een belastingplichtige vrouw had in haar aangifte inkomstenbelasting over 2019 haar cryptovaluta opgegeven als ‘overige bezittingen’ in box 3. De Belastingdienst rekende deze activa tot de rendementsgrondslag van box 3. De vrouw maakte hier bezwaar tegen en stelde dat cryptovaluta niet onder het begrip ‘vermogensrechten’ vallen zoals bedoeld in Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Ook zou er geen sprake zijn van een verplichting van een derde aan haar, wat volgens haar vereist is om iets als een bezitting in box 3 te kwalificeren.

Eerder oordeel van het hof blijft overeind

Hof Amsterdam verwierp deze argumenten en stelde dat cryptovaluta economische waarde vertegenwoordigen en overdraagbaar zijn. Ze kunnen vrij verhandeld worden en overgedragen worden via een transactie tussen digitale wallets. Deze eigenschappen maken volgens het hof dat cryptovaluta als bezittingen binnen box 3 moeten worden belast.

De Hoge Raad sluit zich bij dit oordeel aan. Volgens de hoogste rechter getuigt het oordeel van het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting. Omdat het bovendien deels gaat om feitelijke beoordelingen, ziet de Hoge Raad geen aanleiding om verder in te grijpen. Het cassatieberoep van de vrouw is dan ook ongegrond verklaard.

Gevolg: cryptovaluta vallen definitief onder box 3-belasting

Met deze uitspraak is definitief duidelijk dat cryptovaluta in box 3 worden belast als onderdeel van het vermogen, net als bijvoorbeeld spaargeld en beleggingen.